Mijn kennis van de Nederlandse spellingsregels over de tussen -n- in samenstellingen was vergelijkbaar met een vers geslepen potloodpunt. Voor je het weet is het scherp er af en zit je weer met stompjes. Ik zwoer bij elke opzoeking naar de spelwijze van weer een twijfelwoord, dat ik de juiste spelling nu onmogelijk nog kon vergeten. Vroeg mij dan de volgende dag hoe je dat woord weer precies spelde en mijn messcherpe kennis was alweer wat botter. Maar nu zijn de regels over de -n – in samenstellingen parate kennis. Waarom geboortebeperking en niet geboortenbeperking? Of pannenkoek en geen pannekoek? Vraag het maar, ik antwoord zonder spieken. Ook morgen en overmorgen nog.