‘Vakantie: we krijgen zomaar tijd om eens heerlijk bij te spelen.’ Dat schrijft de directrice van de lagere school waar mijn zonen dit schooljaar hun broek versleten. Volgens het woordenboek is bijspelen een kaartterm. Op een snikhete julidag bij kokende zon een potje zwartepieten op onze strandhanddoek? Ze bedoelt natuurlijk ‘het verloren spel inhalen’. De hevig gemiste Nintendo DS, het boomerangen dat er nooit van kwam, het uitgestelde geknutsel … We gaan het allemaal goedmaken in 9 weken zomervakantie.
Eerlijk gezegd, het klinkt me akelig in de oren. Een kind dat moet bijspelen. Dat is zoals een volwassene die even was opgehouden te leven. Schielijk de adem werd afgeknepen, strottenhoofd dicht, rochel en dood. Om dan weer te ontwaken. En het moment is gekomen om ‘bij te leven’.
Iets ‘bij’ doen verwijst veelal naar een tekort of uitstel. Als je bijpraat met een vriendin- verplicht ritueel voor elke vrouw die haar sociaal verkeer au serieux neemt-, ratel je op 2 uur tijd door alle woorden heen die je de afgelopen 2 maanden hebt ingeslikt. Elke vaardigheid is maar accuraat als je ze regelmatig bijspijkert. Je moet de slimsten en de primussen bijbenen. Wellicht kun je ook bij-gsm’en, bijmusiceren of kan iemand die in geen jaren een vliegtuigstoel heeft gevoeld, deze zomer gaan bijreizen. Of duidt al dat bijgenieten en bijsporten op een gebrekkig timemanagement? Op een druk en gejaagd leven?
Een spreuk uit de Tao zegt: ‘De weg is het doel. Precies daarin schuilt de waarde van de tocht.’ Mijn boerenverstand verstaat daaronder dat je de dag moet plukken. Dat kan alleen nu, maintenant, now. Bijplukken? Neen, dat kan niet.