Wat is dat eigenlijk een trilogie? Lijkt dat op een thriller? Of is het iets uit drie delen? En wat als je vier delen wil? Kan je het dan nog trilogie noemen? Deze trilogie gaat over wie mij aan het schrijven bracht. Als kind schreef ik zelden. Maar als de omstandigheden mij er toe dwongen, dan had ik er best plezier in. Mijn verste herinnering gaat terug tot mijn lerares Nederlands in het tweede middelbaar.
Haar naam ben ik vergeten. De naam van de school herinner ik me wel. Het was kort samengevat: de Onze-Lieve-Vrouw Presentatie in Boom. Ze had zo’n droevige ogen, de lerares. Het gerucht ging dat haar man zo net (gisteren, vorig jaar?) gestorven was. Dat verklaarde die ogen natuurlijk. Die jonge weduwe las luidop boekextracten voor in de klas. Op het puntje van haar stoel gezeten en intriest begon ze aan Multatuli’s Max Havelaar. Een ware luxe om als 14- jarige nog voorgelezen te worden.
Die Havelaar vond ik even slaapverwekkend, kurkdroog als bevreemdend. Net die combinatie maakte het voorleesuur tot een hersendodende time-out. Wat per definitie een mooie ervaring is: niet nadenken. Zuivere wellness voor scholieren. Vooral in het derde lesuur had ik wel nood aan een hap relax. Indommelend reed ik de klas uit. Op een zwarte waterbuffel over een Indonesische landweg. Stof in ogen en oren. Helemaal in sluimerstand ging ik.
Maar goed, ik dwaal te ver af. Terug naar de magere weduwe. Ze schreef “je schrijft vlot “onder mijn opstellen en sprookjes. En ze zei het ook. Ik heb het onthouden. Ondanks mijn lome hersenen.
Maand: april 2008
Cold calling
Af en toe moet ik koud bellen. Deze week bijvoorbeeld kunnen wat mensen door mij koud gebeld worden. Niet dat ik het zo koud heb. Neen. Voor mij is het eerder spannend. De mensen aan de lijn kunnen koud zijn. Of warm. Dat weet je nooit op voorhand. Soms val je net goed: ze zijn op zoek naar een schrijver op het moment dat je belt. Joepi warm! Maar meestal zijn ze dat niet. Ze werken al samen met een andere schrijver. Ze hebben zo direct niemand nodig. Ze schrijven hun teksten wel zelf. Ze vinden tekstschrijvers geen noodzaak. Enzovoort.
In de marketingwereld bestaan er vast wel studies over de zin en onzin van cold calling. En over de kans op succes. Ik zie het positief in. Wat warm is kan koud worden. Hete soep koelt altijd wat af. Lepel ze binnen op het juiste moment. Omgekeerd kan koud ook verwarmen. Global warming heet dat. Het werkt vooral goed op lange termijn. Mits af en toe eens een korte opwarmingsoefening.
Schrijfdag
Vorige zaterdag was ik op de Schrijfdag van Creatief Schrijven. Workshops, lezingen, literair podium en meer van dat lekkers. Hoe je best aan een reisverhaal begint bijvoorbeeld, kreeg ik daar te horen. En ik nam de proef op de som. Of hoe je als een echte gluiperd je medemens kunt schaduwen. En hem dan tot een ware James Bond kneedt op je blad. Hoe kan schrijven ooit niét creatief zijn? Is ook journalistiek of zelfs ghostwriting niet even creatief? Zijn het niet net door klanten, doelgroepen of gebeurtenissen opgelegde beperkingen die om -een ander soort- creativiteit vragen?
Op de patio aan de tent. Een jongeman was mij al enkele minuten aan het observeren. Moed bijeen rapen om een gesprek aan te knopen. De openingszin luidde verrassend: “Mevrouw, ik heb net dezelfde broek als jij!” Nu kan ik wel honderden openingszinnen bedenken op een dag voor schrijvers (welke workshops volgde jij? moet je nog naar ‘ t literair spreekuur? heb je al mijn nieuwe roman gelezen?), maar over een broek beginnen is even onhandig rauw als poëtisch. Ik verzekerde hem dat de broek die ik aanhad zonder twijfel de mijne was. Snel uitgesproken woorden. Vooraleer die broek van mij een eigen leven zou gaan leiden.
Vreemde voorvallen op een dag voor schrijvers. Details. Die even blijven hangen.
Flesh-Douma voor leesgemak
Wetenschappelijke taal: ondoordringbaar als een braambessenstruik bij een veldweg in augustus. Deze zinssnede kwam ik gisteren tegen:
“Zij stellen dat een sociale groep een minderheidsgroep is in relatie tot een referentiegroep wanneer intergroepsrelaties worden gekenmerkt door groepsdominantie (van de referentiegroep) of groepscompetitie (met de referentiegroep in de rol van de winnaar). Intergroepsrelaties berusten slechts ten dele op objectieve groepsverschillen in status , middelen en macht, ten dele ook op subjectieve percepties en sociale constructies in de vorm van groepsidentificaties en wederzijdse beeldvorming tussen groepen.”
Als je dit fragment door de mangel van de formule voor leesbare tekstenhaalt, kom je aan een score van 21,37. Wat gelijkstaat met ‘zeer moeilijke taal voor academici’. Weg met zulke zwaarwichtige koek als je schrijft voor een breed publiek.
De Flesh-Doumaformule is een wiskundige berekening om het leesgemak van een tekst te meten. Het lijkt absurd om taal te gaan uitdrukken als G=206,84-77.W-0,93.Z. Maar vreemd genoeg is de uitkomst logisch. Haalt je tekst een score tussen 0 en 30, dan holt elk normaal levend wezen gillend de struiken in. Heb je graag dat je lezer blijft lezen tot op het eind, dan moet je G-score tussen 80 en 90 liggen. Dat staat gelijk met de taalvaardigheid van een 11-jarige puber in de vijfde klas. Zonder ironie: dat zegt waarlijk niks over de intellectuele capaciteiten van je lezer. Wél over de neiging om moeilijker te willen schrijven dan je zou kunnen praten.
Laat maar achterwege de wiskunde. Onthoud gewoon: schrijf zodat ook je opa, je 5- jarige dochter, je karaokezingende buurvrouw of je chatverslaafde collega het begrijpt. Dan zal het wel goed zitten.